Klooster Germania is een voormalig benedictijnerklooster bij de Groningse plaats Thesinge. De Kloosterkerk van Thesinge is het enige overblijfsel van het klooster en wordt later een hervormde kerk. De korenmolen Germania in Thesinge is naar het voormalige klooster vernoemd. De overblijfselen van het klooster zijn beschermd archeologisch monument [1]. Mogelijk is de naam van het klooster een verbastering van Gelmerawalda, een variant van de naam van het plaatsje Garmerwolde, dat op 2,5 km afstand ligt [2]. De oudste vermelding van Thiasingacloster in 1283 komt uit de Kroniek van Bloemhof. In 1300 wordt geschreven over het Thezengecloster, in 1436 over Thesinge cloester [3].
De Felicitas kloosterkerk van Thesinge. Bron: Wikipedia, Klooster Germania. Foto: Hardscarf. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 International licentie.
Het huidige kerkgebouw (zie boven) is een schamel overblijfsel van wat eens een imposant gebouw moet zijn geweest. Een plattegrond, aanwezig in de kerk, laat de contouren zien van een grote kruiskerk.De oorspronkelijke kerk is 42 meter lang en 23 meter breed geweest. De lengteas van de kerk wijst naar het oosten, zoals gebruikelijk. Slechts het koor is bewaard gebleven in een aangepaste vorm, daterend uit 1786. Het klooster heeft als patroonheilige St. Felicitas, een martelares uit de vroeg-christelijke Romeinse tijd.
Plattegrond van de voormalige kloosterkerk. Foto: Hardscarf. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 International licentie.
Een mogelijk wat overdreven, romantisch verslag uit plm. 1850 vermeldt het volgende: Het klooster, zegt men, had 400 schreden in de lengte en 200 in de breedte, was omringd van gracht en wal; en in het oosten met eene verhevene poort voorzien, welke des nachts geslooten werd. Het was eene volstrekte onmogelijkheid, om des nachts uit deeze sterkte te ontvluchten. Duidelijk zijn de kenteekenen van verdediging, door verschansingen als anderszins, aan de noord- en zuidzijde, binnen het vierkant nog zigtbaar; zowel de gedachte onderaardse waterleidingen als geheime uitgangen of loopgraven doen veronderstellen, dat het oude klooster bestand is geweest, om eenen hevigen aanval te kunnen wederstaan. Ook zegt de geschiedenis dat het niet zelden bezet was met eene gewapende magt, om de aanvallende partij af te slaan. Thans staan in het vierkant, waarin ook vroeger het klooster stond, 63 huizen met hoven en tuintjes, bewoond door 250 mensen."
Mogelijk is het klooster gesticht door Hatebrand, maar dit is officieel niet bewezen, omdat het boek de ‘Vita Sancti Hathebrandi’, grotendeels verloren is gegaan. In een 18e-eeuwse transcriptie wordt het klooster Germerawald genoemd [3]. Na 1400 wordt in officiële documenten het klooster niet meer aangeduid met Germania, maar met ‘Thiasingacloster’. Dan ontstaat ook de naam van het dorp Thesinge [3].
Het klooster in Thesinge is gesticht als zogeheten dubbelklooster, bedoeld voor mannen en vrouwen. In de praktijk is het echter altijd een vrouwenklooster [2] geweest. In 1515 is een mannelijke decorator aan het klooster verbonden, namelijk Frans Maler [4].
Overvallen Aan het eind van de zestiende eeuw, tijdens Tachtigjarige Oorlog wordt het klooster driemaal overvallen. In 1581 door de geuzen, waarbij een aantal nonnen gevangen wordt genomen. In 1582 wordt het klooster geplunderd door Spaanse soldaten. In 1584 wordt het klooster vrijwel geheel verwoest [8].
Afbraak De rest van de gebouwen, met uitzondering van de kerk, is na de Reductie van Groningen op 22 juli 1594 afgebroken, als de protestanten aan de macht komen. Dan vindt ook de capitulatie van de stad Groningen plaats voor het leger van Maurits van Oranje en Willem Lodewijk van Nassau-Dillenberg; het luidt de overgang in van Stad en Ommelanden naar het nieuwe protestantse bewind, gevolgd door de onteigening van alle bezittingen van de Rooms Katholieken.
De laatste nonnen moeten de kloostergebouwen in 1627 ontruimen [8], nadat het hen verboden is om katholieke erediensten te houden. Het materiaal van het klooster, kostbaar baksteen, wordt in de stad Groningen hergebruikt bij de bouw van een munitiedepot en voor het hof van de stadhouder [8].
Bezittingen Het klooster Germania bezit eind 16e eeuw ongeveer 1400 hectare; het grondbezit is geconcentreerd in Bedum, Garmerwolde, Lellens, Menkeweer, Onderwierum, Ten Boer en Thesinge. Onder Garmerwolde bezit de abdij het Rogghenvoorwerk en onder Kantens het voorwerk Barghuus.
Reductie Artikel 6 van het Tractaat van Reductie bepaalt “…dat binnen der stadt Groeninghen ende Landen gheen ander religie geëxerceert zal worden dan de gereformeerde religie, zulcx als die jegenswoordelick in de geünieerde provincien openbaarlick geëxerceerd wordt, mitz dat nyemandt in sijn consciëntie oft gewissen zal worden geinquireert, ondersocht of beswaert.”
Er is op papier sprake van grote verdraagzaamheid, maar in de praktijk komt hier bitter weinig van terecht. Een collega en tijdgenoot van Pater Mijleman, Pater Joannes Matthias van der Velde S.J. doet verslag van intimidatie, berovingen, vernielingen en heksenjacht op eventueel verborgen priesters [9].
Orde der Jezuieten De Orde der Jezuieten neemt de verplichting op zich om in de Noordelijke Nederlanden het katholicisme te laten voortbestaan en uit te breiden. In 1556, bij de dood van de stichter Ignatius van Loyola, telt de orde reeds 1000 leden. De Nederlands sprekende jezuïeten in de Vlaams-Belgische provincie nemen de zorg voor de noordelijke Nederlanden op zich, waaronder Pater Mijleman.
Breviarium [10] geschreven in het klooster De nonnen houden in het klooster Germania hebben zich voornamelijk beziggehouden met het kopiëren van boeken en het versieren van teksten. Een van deze nonnen is Stine Dutmers, overleden na 1566. Van het klooster is weinig meer overgebleven dan ongeveer 10 manuscripten [4]. In een van die manuscripten, een getijdenboek, staat bij 10 juli vermeld dat dit het feest van 'die soeven broeders' (de zeven broeders) is, 'patronen to tesinge' [4]. Daaruit wordt geconcludeerd dat het klooster gewijd is aan 'Felicitas en de Zeven Broeders', een heilig verklaarde vrouw en haar 7 zonen die in de 2e eeuw in Rome leven. Een andere aanwijzing daarvoor is een wasafdruk van het abtzegel van het klooster uit 1472. Hierop staat een vrouwfiguur, waarschijnlijk dus Felicitas afgebeeld in een nis. Ze houdt een palmtak in haar rechterhand. Om haar heen zeven hoofden. De tekst van het randschrift luidt: ‘S(igillum) conventus ….ssinghaclaustro’ [5], dit is het zegel van het convent van het Thesingeklooster.
Stine Dutmers De eerder genoemde Stine Dutmers, ook wel Styne Dutmars genoemd, is overleden na 1566) [1], zij is dus een benedictijnse non geweest in het klooster Germania.
Het klooster, waarvan alleen de Kloosterkerk Thesinge resteert, wordt aan het eind van de middeleeuwen gezien als een van de belangrijkste boekproducenten van de Ommelanden [2]. Het klooster is in de 16e eeuw met de boekproductie begonnen [3]. Dit wordt gedaan door de nonnen die dit leken te hebben overgenomen van het klooster Selwerd [4].
Zuster Stine houdt zich in de tweede helft van de 16e eeuw bezig met het verluchtigen van handschriften, oftewel het versieren van de teksten met illustraties, decoraties en gestileerde letters. Naast het verluchtigen van handschriften schrijven de nonnen ook voorbeeldteksten over op perkament. Zuster Stine ondertekent haar werk soms met haar naam en daardoor is tenminste één handschrift aan haar toe te schrijven. Waarschijnlijk staan de initialen S.D. die in het colofon van getijdenboeken vermeld, ook voor haar.
Zij heeft dit werk gedurende zo'n 12 jaar gedaan [5]. Haar naam wordt vermeld in het colofon van drie door haar geïllustreerde of gekopieerde getijdenboeken [6]. Een van die boeken, ‘Thesinge Hs. 2636’ wordt in 2009 gestolen uit de bibliotheek van Gent, waarna het colofon is weggeradeerd, zodat het boek niet meer te identificeren zou zijn [6]. Het boek is later teruggevonden.
Onder andere heeft zij waarschijnlijk een gebedenboek geïllustreerd in het Middelnederlands, dat een illustratie bevat van de heilige Ontkommer. De heilige is bekend onder vele namen, onder andere: Sint Ontcommer, Comera, Cumerana, Dignefortis, Eutropia, Hulfe, Komina, Kummernis, Livrade, Liberata, Ontcommere, Reginfledis, Snoromber, Uncumber, Wilgefortis. Haar feestdag of naamdag is 20 juli.
Stine is waarschijnlijk de zus van Johannes Dutmars, een pater die in 1533 abt wordt van het klooster in Rottum. Stine Dutmers resp. S.D. is bekend als illustrator van de volgende handschriften: [6][1]
* Thesinge Hs. 2636, 1527, opdracht van ‘Juffer Clara’. Dit bevindt zich in de UB van Gent, in colofon naam Stine Dutmers
Pater Franciscus Mijleman In 1641 brengt Pater Franciscus Mijleman een bezoek aan de kloosterkerk van Thesinge en doet daar verslag van in ‘Het handschrift “Ommelands Eer’, als ‘Pater Franciscus Mijleman S.J.. Missionaris der Ommelanden, 1639 – 1667’. De kerk heeft tijdens zijn bezoek nog de oorspronkelijke vorm, een kruiskerk met een lengte van 42 meter, breedte 23 meter, maar verkeert in zeer slechte staat [8]. In 1798 wordt de kloosterkerk grotendeels afgebroken, met behoud van het koor.
Om het klooster ligt dan nog een dubbele gracht, met daartussen een wal, die waarschijnlijk voorzien is geweest van een muur, omdat later op de overblijfselen van de wal resten van baksteen zijn aangetroffen. Het klooster is op opgehoogd veen gebouwd. Op een plek waar de onder het veen liggende kleilaag wat hoger ligt is de kerk gebouwd, blijkt later.
Over pater Franciscus Mijleman Deze pater Franciscus Mijleman wordt op 15 maart 1610 geboren te Brugge. Van 1621 – 1627 volgt hij bij de Jezuiten onderwijs aan het gymnasium. Een studie aan de universiteit van Douay volgt. Na een eervolle afsluiting keert hij terug naar Brugge om onderwijs te gaan geven. Vanwege zijn grote begaafdheid wordt hem toestemming verleend theologie te gaan studeren. Na een aantal jaren besluit hij in te treden in de Orde der Jezuiten. Hij wordt in 1636 ingewijd en op 28 december 1639 komt hij in de Ommelanden aan om daar Pater Thaddaeus Wieringa (stammende uit een voorname Groninger familie) te vervangen.
Pater Mijleman heeft 27 jaar in de Ommelanden gewerkt. Door het (roomse) volk wordt hij Pater Frans of Oom Frans genoemd. Naast zijn missionariswerk heeft hij zich ook verdienstelijk gemaakt als schrijver: er verschijnen vijf boeken in druk, twee theologieboeken en drie zangbundels.
Op 17 januari 1667 sterft Oom Frans op de bij Usquert gelegen borg Holwinde, behorende aan de familie Van Heerma. Zijn lichaam wordt in de familiegrafkelder van de Van Heerma’s bijgezet.
Het handschrift ‘Ommelands Eer’. Naast zijn vijf reeds genoemde werken laat Pater Mijleman een zeer merkwaardig handschrift na. Het boekwerkje bevat 68 bladzijden, waarvan blz. 20, 21 en 68 onbeschreven zijn gebleven. Blijkens de dateringen van inleiding en slot wordt het geschreven tussen 13 en 19 mei 1664.
‘Ommelands Eer’ verschijnt niet in druk; er zijn vier kopieën bekend, die uiteindelijk allemaal afkomstig zijn uit Uithuizen. Het Rijksarchief Groningen bezit een exemplaar van de hand van Pater Mijleman zelf; de auteur vermeldt dat het boekje een perkamenten omslag heeft uit een koorboek van het klooster Oldenclooster.
De inhoud In de inleiding geeft Pater Mijleman aan waar zijn ‘Ommelands Eer’ over zal gaan: “….Ten dien eijnde dan sal ick dit wercksken – om geen confusie te veroorsaecken – in vijf deelen verdeelt, den goedwilligen catholijcken voorstellen.”.
Hij beschrijft dan uitvoerig wat in ieder deel zal worden besproken. In het eerste deel geeft hij uitleg over de positie van het rooms-katholieke geloof in de omliggende landen en de Ommelanden in het bijzonder. Met weemoed denkt hij terug aan gelukkiger tijden, waarin het een na het andere klooster wordt gesticht en vele kerken worden gebouwd.
'Och! Wat al godsdiensticheijdt in deselve aleer! Wat een eenicheijdt in religie. Wat een ijver der apostolische mannen. Wat een mildaedicheijdt van de inwoonderen tot het stigten van kercken en cloosters, soo menig in getal, soo kostelijck, soo magnifieck!” In zijn tijd is voor hem het onkruid (lees: ketterij) tussen de tarwe (het katholicisme) opgekomen, de verwoestinge van den Ommelandschen schoonen en plaisierigen acker.’ Toch is hij vol optimisme. Tenslotte is het goede zaad ooit gezaaid en het geloof is sterk genoeg om tegenslag te overwinnen.
Het tweede deel In het tweede deel geeft hij uitleg over hoe, wanneer en door welke oorzaken de ‘ketterij van Calvijn’ de overhand kon krijgen in de Stad Groningen en de Ommelanden. Luther, Calvijn, Menno krijgen ervan langs, maar ook de adel, waarvan hij zegt dat ze: ‘… zich meest verzopen in wellusten ende dronckenschappen ende hadde geckelijcke inbeeldinge ende gevoelen, dat het heerlijck leven in verquisten bestond, ende stack tot de ooren toe in de schulden…’ Ook ketterse boeken, schotschriften en beledigende gedichten, die overal worden aangeboden ziet hij als een bron van kwaad.
Het derde deel Het derde deel wijdt Pater Mijleman aan de staatkundige zowel als de religieuze stand van zaken in de Ommelanden. Allereerst maakt hij duidelijk wat men onder ‘Ommelanden’ dient te verstaan: ‘…is dat deel, ’t welcke tusschen de revieren Lauwers ende Eems van oost tot west sig verstreckt, noordwaerd van Groningen liggende.’ Na een wat algemene beschrijving van het gebied, schenkt hij uitvoerig aandacht aan de stad Appingedam.
Het vierde deel In deel vier komt Hunsingo - Hunsingoquartier - aan bod. Hij bespreekt achtereenvolgens Appingedam (in zeer algemene termen), zegel van de stad Groningen, zegel en wapen van de Ommelanden, zegel en stadswapen van Appingedam, wapen van het landschap Drenthe, Farmsum, Solwerd bij Appingedam, Katmis bij Holwierde en het Oldenclooster, de Oosterwijtwerder kerk, Leermens, ’t Zand, Zeerijp en Loppersum.
Het vijfde deel In het vijfde deel wordt het Fivelingoquartier besproken. Hij begint met Uithuizen, daarna volgen Uithuizermeeden, Stenhuisheerd (Staenhuisheem), Usquert, de boerderij Kruisstee, Rottum, het klooster Bethlehem bij Rottum, Middelstum, Huizinge, Westerwijtwerd, Stedum, Thesinge en Bedum.
Bijlagen Er zijn nog 6 bijlagen toegevoegd. In bijlage A vertelt hij over het Sintmaarten- en Sinterklaasfeest, in Bijlage B over zijn persoonlijke verplichtingen, zoals nachtelijke vergaderingen, het opdragen van de mis, dopen, kortom zielzorg in het algemeen. In Bijlage C vindt men een lijst van de inboedel van Franciscus Mijleman, kerkelijke zowel als huiselijke, op het land en in de Stad.
‘Ommelands Eer’ en Thesinge. Op enig moment in zijn leven besluit Pater Mijleman een verslag te maken van zijn bevindingen tijdens zijn tochten door zijn werkgebied, dat zich uitstrekt van Warffum tot aan de Dollard, met Uithuizen als uitgangspunt. Hij maakt aantekeningen betreffende een aantal kerken en kloosters die hij op zijn tochten bezoekt en geeft commentaar op vele zaken die hem opvallen. Het boekje bevat tal van historische gegevens over katholieke bouwwerken en bezittingen, maar voor Mijleman is dit slechts een middel tot zijn doel: zijn Ommelander katholieken een hart onder de riem steken. Hij wil hen weer met vertrouwen in het aloude katholieke geloof vervullen, een eerste vereiste in een geïsoleerde landstreek, waar de katholieken een bijna te verwaarlozen minderheid zijn geworden. Mijleman schat het aantal katholieken in zijn werkgebied op ruim 600; Uithuizen staat met 213 katholieken aan de top.
Ten tijde van Pater Mijleman’s stiekeme bezoek aan het klooster Germania is de kloosterkerk er nog in zijn oorspronkelijke vorm: een kruiskerk (lengte 42 meter, breedte 23 meter), maar bouwkundig in zeer slechte staat. Pas in 1798 wordt de kloosterkerk grotendeels afgebroken; het koor blijft behouden, het dak wordt ‘vier el’ verlaagd en er wordt op het dak een klokkentorentje gebouwd. Kort na 1627 worden de resten van het klooster (dus niet de kerk) afgebroken en de materialen naar de stad Groningen afgevoerd om te worden gebruikt voor de bouw van een munitiedepot en het stadhouderlijk hof. Pater Mijleman bezoekt de kerk in 1641 en doet 23 jaar later, in 1664, verslag in zijn ‘Ommelands Eer’.
‘Ick heb aldaer over 23 jaeren noch het olde orgel gesien. Temidden voor het beschot van de choor:”Sancte Benedicte pater ora pro nobis.” De choorzetels, swaer van holt uutgesneden nae gewoonte, stonden der noch al. Nota. Onder het heilige cacramentshuusjen een engel, utgehouwen uut zarck, uutvliegende, in sijne handen houdende dit opschrift:”Hic servatur verum corpus natum de Maria virgine.’.
De Latijnse teksten luiden: ‘Heilige vader Benedictus, bid voor ons’ en ‘Hier wordt bewaard het ware lichaam, geboren uit de maagd Maria’. Een sacramentshuisje is de plek waar de hosties worden bewaard. Pater Mijleman heeft in zijn ‘Ommelands Eer’ niet gestreefd naar volledigheid; hij schetst slechts een beeld van zijn tocht door het Groninger land en wat hem daarbij opvalt:
…de weg gaat steeds te voet, omdat ik het slootjespringen ontwend ben, daar ik vóór twintig jaar mijn arm heb gebroken op weg naar een nachtelijke bijeenkomst; zo moet ik mij bovenmatige inspanning getroosten langs omwegen en oneffen paden! ….Van een paard maak ik nimmer gebruik, want dan zou ik, die hier op ’t land zeer bekend ben, langs de openbare wegen en door de kommen der dorpen moeten rijden. …Onverwacht bij zieken geroepen te worden of om kinderen te dopen, is buitengewoon vermoeiend, ja ’t vermoeiendste van alles, omdat men dan dikwijls nog niet uitgerust is van voorafgegane vermoeienis bij dag of bij nacht….
Gerelateerde artikelen:
|